Didactische onderbouwing
Competenties
Onderwijs met behulp van GIS ondersteunt de ontwikkeling van het vermogen om ruimtelijke verbanden waar te nemen en vast te stellen.
Verschillende groepen van onderzoekers en docenten in Europa doen onderzoek naar GIS en hebben een lijst van vaardigheden opgesteld die door het gebruik van GIS ontwikkeld worden. Dit zijn onder andere de volgende vaardigheden: (Bednarz, 2001):
- Het in kaart brengen en ontleden van de afzonderlijke lagen van een kaart, het identificeren van verschillende componenten, achtergronden en thematische lagen;
- Het verzamelen van gegevens en het benoemen van de inhoud van de kaart. Verbanden leggen tussen verschillende gegevens en het herkennen van kenmerken die met elkaar verbonden of van elkaar afhankelijk zijn (bijvoorbeeld bodemtype en de vruchtbaarheid van het leefgebied).;
- Inzicht in ruimtelijke verdeling en verschijnselen en het herkennen van terugkerende patronen. Bijvoorbeeld het voorkomen van natuurrampen in relatie tot bevolkingsdichtheid.;
- Aanbrengen van hiërarchieën tussen objecten. Bijvoorbeeld het vaststellen van de verschillende delen van de rivier (hoofdrivier, zijrivieren en stroomgebied);
- Kaartlezen: bijvoorbeeld afstanden schatten, het maken van berekeningen op basis van de schaal van de kaart en rekening houdend met kaartprojectie, het toepassen van de resultaten van deze classificaties op de kaart, sorteren op waarde: het sorteren van gegevens in oplopende of aflopende volgorde, het identificeren van maximale en minimale waarden en het bepalen van gemiddelde waarden;
- Het categoriseren van data d.m.v. kwantitatieve en kwalitatieve methoden;